GEMEENTE TRAM NIJMEGEN

Terug naar het hoofdmenu

Bijwagens van de Gemeente Tram Nijmegen

 

 

 

   Bijwagens 101 - 106

 

Carl Weyer, Düsseldorf, 1911

2-assige bijwagen met 4 zijramen

lengte: 10,42 mtr

radstand: 3,24 mtr

gewicht: 6.800 kg

24 zitplaatsen en 30 staanplaatsen

balkons met klaphekjes

remmen: lucht tot 1912/1913, daarna onberemd en gezekerd met twee zware kettingen bij motorwagens met railremmen **

 

 

 

 

 

 

 

   Bijwagens 121 - 126

 

Allan, Rotterdam, 1913

2-assige bijwagen met 3 zijramen

lengte: 8,55 mtr

radstand: 3,19 mtr

gewicht: 4.950 kg

18 zitplaatsen en 30 staanplaatsen

balkons met klapdeuren

remmen: lucht tot 1912/1913, daarna onberemd en gezekerd met twee zware kettingen bij motorwagens met railremmen **

 

 

 

 

 

 

 

   Bijwagens 201 - 205

 

Beijnes, Haarlem, 1880 / Werkplaats AOM, 1891

2-assige open bijwagen

in 1944 overgenomen uit Amsterdam na te zijn omgespoord van normaalspoor (1435 mm) op kaapspoor (1067 mm)

ex GTA 589, 590, 592, 591, 593 (in volgorde van GTN nummering),

ex AOM (paardentram) 71 - 74 (Beijnes) + 196 (werkplaats AOM)

open zijwanden met regengordijnen

22 zitplaatsen; aantal staanplaatsen onbekend

remmen: onberemd en gezekerd met twee zware kettingen bij motorwagens met railremmen

 

 

 

 

 

 

Bijwagen 202, verbouwd

 

Beijnes, Haarlem, 1880 / Werkplaats GTN, 1948

2-assige open bijwagen, na verbouwing in 1948

ex GTA 590, ex AOM 72

balkons met glasafdichting

zijwanden: bovenzijde open met regengordijnen

22 zitplaatsen; aantal staanplaatsen onbekend

remmen: onberemd en gezekerd met twee zware kettingen bij motorwagens met railremmen

bijnaam: babywagen, of trambaby

 

 

 

 

 

 

 

Bijwagen 204, verbouwd

 

Beijnes, Haarlem, 1880 / Werkplaats GTN, 1949

2-assige open bijwagen, na verbouwing in 1949

ex GTA 592, ex AOM 74

balkons met glasafdichting

zijwanden: bovenzijde open met regengordijnen

22 zitplaatsen + 3 op elk balkon; aantal staanplaatsen onbekend

remmen: onberemd en gezekerd met twee zware kettingen bij motorwagens met railremmen

bijnaam: babywagen, of trambaby

 

 

 

 

 

 

 

** Na het buiten gebruik stellen van de luchtreminstallaties in 1912 en 1913 waren er plannen om de bijwagens 101 - 106 en 121 - 126 te voorzien van een elektrische (solenoïde) rem. Dit plan is nooit uitgevoerd, waarschijnlijk omdat de bijwagens tussen de beide wereldoorlogen weinig dienst hoefden te doen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog (en ook daarna) waren de bijwagens echter dagelijks nodig door de grote vervoersvraag. Het onberemd meerijden van één (en soms twee) bijwagens zonder noodvoorzieningen op de hellingrijke trajecten werd toen toch als risicovol gezien.

 

De luchtremmen van de bijwagens zijn toen weer in gebruik genomen, in die zin dat de luchtreminstallaties van deze wagens werden opgepompt; deze stonden dus altijd onder druk. Eenmaal per week controleerde het remisepersoneel de luchtdruk, waarvoor een manometer op één van de balkons was aangebracht. Indien nodig werd er lucht bijgevuld.

De bijwagens waren met een kleine ketting verbonden met de motorwagens. Wanneer een bijwagen zou loskomen van de motorwagen (waarbij zowel de koppeling, als de twee zware kettingen zouden moeten breken), dan trok de kleine ketting een plug uit het remsysteem van de bijwagen, waardoor de luchtremmen in werking zouden komen.

Ook was er een noodremhandel aanwezig op de bijwagen.

 

De open bijwagens 201 - 206 hebben deze veiligheidsrem nooit gehad en liepen dus altijd onberemd mee. Zij hadden weliswaar een solenoïde rem, maar deze is in Nijmegen, hoewel er wel plannen voor waren, uiteindelijk nooit gebruikt.