GEMEENTE TRAM NIJMEGEN

Introductie

Stadsvervoer in

Nijmegen

Al het andere

Streekvervoer rond

 Nijmegen

Jeugdherinneringen

 

 

 

                                      

 

Lijn 2 onderweg van Ubbergen naar Beek op de Rijksstraatweg, 1953. (Fotograaf onbekend).

 

 

Hoe word je trambelangstellende?

 

Het kan niet anders, dan dat mijn belangstelling voor trams zijn oorsprong vindt in de Gemeente Tram Nijmegen, die van 4 juni 1911 tot en met 20 november 1955 in Nijmegen heeft gereden. Het was een klein, maar bijzonder tramnet, dat tijdens de enkele jaren, dat ik de GTN bewust heb meegemaakt, op mij een diepe indruk heeft achtergelaten. Maar ook de trambedrijven van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam konden op mijn volle aandacht rekenen.

Maar zo klein als ik was, ik had toch wel kritiek: "Hoe kan dat nou, dat trams aan de voorkant en de achterkant niet gelijk zijn?" bij het zien van éénrichtingstrams, of "Dat lijken wel rijdende bloemenstalletjes!" bij het zien van PCC's met standee windows. En van de NZH klopte helemaal niets, want ze reden niet op groefrails en ook nog met de aanhangwagen voorop (als kleine, maar aandachtige toeschouwer op het Malieveld).

In 1962 heb ik overigens, als onderdeel van een NS dagtocht naar de deltawerken, een rit met de RTM van Rotterdam Zuid naar Hellevoetsluis gemaakt, waarbij mijn vader niet ophield zich te verbazen dat dit allemaal nog reed en dat het er nog zo goed onderhouden uitzag (bij het zien van de pas gerevideerde M1807 in Spijkenisse); ik had op dat moment echter absoluut niet in de gaten dat de RTM in feite een, weliswaar gemoderniseerd, stoomtrambedrijf was.......

 

 

                                                                             

 

Het eerste dat ik ooit van mijn zakgeld kocht, was het boekje Trams uit de Alkenreeks; dat was rond 1963 - 1964.

 

 

 

Misschien hebben mijn jeugdervaringen met de Gemeente Tram Nijmegen mij zelfs geconditioneerd, want mijn huidige voorkeur gaat uit naar:

1. Smalsporige trams: Nijmegen reed op kaapspoor (1067 mm). Bij normaalsporige trams heb ik toch nog altijd het gevoel dat ze in spreidstand rijden!

2. Een tramnet met interlokale uitlopers: Nijmegen had het Bergspoor (Lijn 2 naar Beek en Berg&Dal), waarbij de tram in de Rijksstraatweg vanuit Nijmegen gezien aan de linker kant van de weg en dus tegen het verkeer in reed.

3. Een tramlijn in een 'knusse' binnenstad, dus smalle straatjes met een enkelsporige tramlijn tussen de kinderkoppen: Lijn 1 in de Nijmeegse Lange Hezelstraat en de Stikke Hezelstraat.

4. Trams met een naar voren doorlopende lichtkap; de mooiste nu nog bestaande museumtrams in Nederland zijn daarom voor mij de Haagse Ombouwers 36 en 77 en de NBM 20 !

5. Crème trams , zoals bij de GTN. De enorme variëteit in kleuren en aan reklametrams, waarvan ik er zelf ook een aantal in model bezit, doen mij eigenlijk niet zoveel; een echte tram is crème, eventueel met een groene bies !

 

Bovenstaande elementen zal men telkens weer in meer of mindere mate ook kunnen terugvinden in mijn modeltramprojecten, zoals het modelbouwproject Gemeente Tram Waelstede.

 

 

                                                         

 

Gemeente Tram Nijmegen lijn 2, het Bergspoor, die tussen Beek en Berg&Dal zo moest klimmen, dat een grote lus met een viaduct nodig was, waarmee de lijn de eigen baan kruiste. Op de brug emr 27 en onder de brug emr 23, die van lijn 3 'geleend' is. (Fotocollectie E.J. Bouwman)

 

 

 

Herinneringen aan de Nijmeegse tram

 

 

                                                        

 

Emr 3 op de Berg en Dalseweg aan de halte Beukstraat; 1951. (Fotocollectie E.J. Bouwman)

 

 

Tot de vroegste herrinneringen, die ik uit mijn jeugd heb, behoort zeker ook de Nijmeegse tram! Ik heb lijn 1 nog bewust gezien, vlak voor de opheffing in juli 1952. Ik was toen drie en een half jaar. Wij woonden toen in Nijmegen Oost in de nieuwbouwwijk in het Hengstdal. Ik herrinner me dat bij onze flat de trolleybovenleiding werd aangelegd, maar de tram reed nog! Ik zie nog het signaalbord bij het eindpunt Hengstdal bij de Sint Maartenskliniek, waar een signaal met 8 brandende lampen aangaf of er een tram op de enkelsporige uitloper vanaf de Broerdijk onderweg was. Op de enkelsporige trajecten maakte de stroomafnemer kontakt via een dubbele bovenleidingsdraad, die was aangesloten op 8 stuks 110-volts lampen in serie; de bovenleidingsspanning in Nijmegen was 800 volt.

 

 

                                                        

 

Emr 25 op lijn 1 op de Berg en Dalseweg aan het eindpunt Hengstdal tegenover de ingang van de Sint Maartenskliniek; 1952. (Fotocollectie E.J. Bouwman)

 

 

Vanaf het achterbalkon van de flat kon ik de tram tussen de huizen door over de Berg en Dalseweg zien rijden. Ook kan ik me de dichtgeteerde rails na de opheffing van lijn 1 in de Hezelstraten nog herinneren. Lijn 2, het Bergspoor, en lijn 3 naar Heesch werden opgeheven in 1955, mijn eerste schooljaar; die heb ik dus nog wat beter gekend. Ook het nieuwe spoor dat voor de in- en uitrukkende trams van lijn 2 werd aangelegd vanaf de Doddendaal, via Plein 1944 naar de Grote Markt, kan ik me nog herinneren; zelfs dat er een tram overheen reed. Hoewel ik tijdens het schooljaar 1955 - 1956 ( ik zat op de Klokkenberg) dagelijks in de Burchtstraat in en uit de trolleybus stapte, kan ik me vreemd genoeg niet meer herinneren dat de tramrails in de Burchtstraat zijn opgebroken.

 

 

                                                        

 

Lijn 1 op de Berg en Dalseweg tussen de Huygensweg en de Broerdijk, ter hoogte van het Mater Dei; 1951. (Fotocollectie Antoon Janssen)

 

 

Ik heb altijd het beeld gehad, dat er in Nijmegen een tram rondreed met ’Crossleybusdeuren’ (zoals ik ze noemde), die groter was dan de andere wagens en die mijn vader ‘die nieuwe’ noemde. Een tijd lang heb ik zelfs gedacht dat deze wagen 4-assig was. In de jaren zestig heb ik menigmaal met mijn vader over deze tram gesproken, maar ik heb dit nooit echt bevestigd gekregen. Hij was niet zo’n trambelangstellende. Eind jaren zestig ben ik met een vriend op bezoek geweest in het Trammuseum van de heer Kühne in Weert. In zijn fotocollectie kwam ik niet verder dan de drie- en vierramers van Carl Weyer. Ik ben er toen maar van uit gegaan, dat ik waarschijnlijk de vierramers in gedachte heb gehad. Maar echt bevredigend was die gedachte niet, want die vierramers hadden schuifdeuren en geen Crossleybusdeuren !!

 

Totdat in 1971 het boekje van Wyt uitkwam over de Groningse, Arnhemse en Nijmeegse electrische trams............... En daar stond-ie op bladzijde 88: de GTN 40; precies zoals ik hem in gedachte had. Hij had dus echt bestaan, zij het dan dat het toch een twee-asser was. En toen kwam ik ook te weten, dat deze wagen in mijn geboortejaar verbouwd was uit de vierramer 24, in een poging het ouderwetse trammetje wat meer bij de tijd te maken: dubbele klapdeuren, autobusstoelen, TL verlichting en een stroomlijnvorm.

 

 

 

Bij deze driesporige halte aan het Hunnerpark, de splitsing van de lijn 1 naar Hengstdal en lijn 2 naar Berg&Dal, heb ik destijds motorwagen 40 voor het eerst (en tevens voor het laatst) gezien.

 

 

Ook met motorwagen 40 was het einde van de Nijmeegse tram onafwendbaar: tramlijn 2 hield het nog vol tot 20 november 1955. Het roemruchte viaduct van het Bergspoor in Beek werd uiteindelijk op 19 juni 1969 opgeblazen, enkele weken nadat ik met een tweetal vrienden nog een hachelijke nachtelijke wandeling over het viaduct had ondernomen; de gaten in het brugdek daarbij omzichtig vermijdend..... Het viaduct had hiermee zelfs de trolleybus nog met bijna 3 maanden overleefd, want de laatste trolleybus reed op lijn 1 op 29 maart 1969.

 

 

                                    

 

9 Juli 1952, de feestelijke start van het trolleybedrijf op de zuidelijke route van lijn 1; de tram mag nog van het station naar Hengstdal rijden. Ergens in de grote groep belangstellenden staat een klein manneke van drie en een half jaar, die door zijn vader is meegenomen om dit moment mee te maken en die zich dit inderdaad nog steeds goed kan herinneren. Hij verklaarde nooit in die trolley te willen rijden, maar dat lag niet aan een mogelijk reeds aanwezige voorkeur voor de tram, maar aan het feit dat de lamp die bij het openen van de trolleydeuren tussen de twee opstaptreden begon te branden, deze kleine man heel hinderlijk in de ogen scheen......... Foto: J.J. Overwater.

 

 

 

Van de Nijmeegse tramwagens is niets overgebleven. Alle tramwagens werden tussen 1952 en 1956 gesloopt. Eén van de wagens heeft het langer volgehouden: bijwagen 105 is nog een tijdje fietsenstalling voor het personeel geweest. Aan het einde van de jaren zestig is er op het terrein van een oudijzerhandel op het industrieterrein aan de Kanaalhavens een tramwagen te zien geweest. Duidelijk herkenbaar als tram en min of meer als Nijmeegse wagen (eigen waarnemingen). De wagen was echter zo incompleet en slecht, dat aan restauratie niet te denken viel. Dit zou wel eens die 105 geweest kunnen zijn.

 

En zo bleef alleen de herinnering aan dit fascinerende trambedrijf, dat ruim 44 jaar heeft bestaan, maar uiteindelijk al meer dan 60 jaar geleden opgeheven is..........